CD 'Truth Decay' - Adam Holzman

tekst: Storm Bakker


Na het concert van de Amerikaanse keyboardist Adam Holzman in Podium Duycker te Hoofddorp (10 juli j.l.), reisden we meteen door naar Frankrijk om getuige te zijn van Magma tijdens Jazz à Vienne, waarna we snel terugkeerden om naar King Crimson in het Amsterdamse Concertgebouw te gaan. Nu, een dikke maand later (als de suizende oren enigszins tot rust zijn gekomen), komen we er eindelijk aan toe, het meest recente album van Holzman te beluisteren. ‘Truth Decay’ verscheen in 2017 en is zijn eerste studioplaat met band sinds ‘Spork’ uit 2010, en zijn eerste plaat überhaupt sinds ‘The Deform Variations’ uit 2015 (27 miniatuur live solo’s op digitale piano KORG SV1, opgenomen tijdens de wereldtournee met Steven Wilson in 2013). We namen het album in ontvangst in Hoofddorp en Holzman was zo vriendelijk het te signeren met een cartooneske afbeelding van zichzelf. De man is namelijk behalve toetsenist (Miles Davis, Michel Petrucciani, Grover Washington Jr en sinds 2013 Steven Wilson), ook cartoonist, al liet hij de vormgeving van het album over aan de Duitser Hajo Müller, de artiest achter diverse Steven Wilson-projecten, waaronder ‘The Raven That Refused To Sing’. De robotmens van Müller is voorzien van een tekstballon, wat de tekenaar wel vaker doet, maar deze keer is de ballon leeggelaten. De robotmens lijkt te zweren met zijn hand op zijn hart (truth?), tegen een decor van CO2 uitstotende zware industrie en de grootstedelijke concrete jungle (decay?). Geen vrolijke prent derhalve, passend bij het met de jaren groeiende engagement van de 60-jarige Holzman, die op het podium zijn excuses aanbood namens de USA voor Donald Trump. Met kleine lettertjes staat aan de ommezijde, dat het album ‘optimistic music in the age of fear’ bevat. 11 titels, waar we eens goed voor gaan zitten.

Ectoplasm

Het album begint meteen met een echte jazzrocktrack getiteld ‘Ectoplasm’, een stuwende groove met fragmentarische thematiek en typische ‘electric Miles’-akkoorden. Dat is niet zo vreemd, aangezien Holzman jarenlang op tournee was met de jazzlegende in diens laatste fase, zeg maar: de post-Tutu periode. Ectoplasma is een term uit het spiritualisme van de 19de eeuw, voor de glazige drap die zou worden afgescheiden door mediums tijdens hun trance. Een passende titel voor deze track, omdat Holzman talloze synthesizersounds uit zijn MiniMoog Voyager spuugt, waar de liefhebber van filters en benders spontaan van begint te vloeien. Holzman verraadt er meteen zijn grote liefde voor bending-champion Jan Hammer mee. Sommige licks uit zijn idioom zijn regelrechte nabootsingen van de Tsjechische synthesizer-pionier. Die liefde bleek ook al in de tijd dat Holzman deel uitmaakte van The Mahavishnu Project, waarbij hij zijn held ongegeneerd mocht imiteren.

Bella Capri

Het tweede nummer (‘Bella Capri’) is een lyrische 7/4 gebaseerd op piano arpeggio’s, en lijkt eveneens geïnspireerd op Jan Hammer uit de jaren 70, al heeft het niet diens harmonische finesse. Wel prachtige synthesizergeluiden. In tegenstelling tot wat John Kelman beweert in een artikel van All About Jazz, bespeelt Holzman op ‘Truth Decay’ nergens een echte Fender Rhodes. Alle daarop gelijkende geluiden zijn afkomstig uit de door Holzman bejubelde en officieel onderschreven E-piano Korg SV1.

A House is not a Motel

Alle composities zijn van Adam Holzman, behalve het nu volgende derde nummer ‘A House is not a Motel’, dat geschreven werd door de betreurde Arthur Taylor Lee van de Los Angeles band Love. Deze opmerkelijke keus laat zich verklaren door het feit dat de vader van Adam Holzman, Jac Holzman, de oprichter was van het bekende Elektra Records, en in Adam’s jeugd behalve The Doors, ook de band Love contracteerde. Het album ‘Forever Changes’ dat Love toen uitbracht wordt inmiddels gezien als een van de belangrijkste albums uit de geschiedenis van de popmuziek. Met zijn clichématige poprock-akkoorden en open-deur-riffs, krijgt de muziek een zweem van jongensachtige bijna kinderlijke stoerdoenerij. Eigenlijk best karakteristiek voor Adam Holzman, die klein van stuk is en gekleed gaat in een t-shirt en spijkerbroek, en in zekere zin een jongeling is gebleven. De zang in dit nummer is van Randy McStine, en daar moet men van houden. McStine is een begenadigd gitarist, die werkte met Porcupine Tree (Steven Wilson), Miles Davis, Joe Satriani en leden van King Crimson, maar bij Adam Holzman mag hij alleen zingen en dat notabene alleen op dit nummer. In de line up van deze track ontdekken voor de eerste keer de naam van Jane Getter, sinds jaar en dag de vrouw van Adam Holzman. De Amerikaanse gitariste is geen onbekende voor de kenners van jazzrock en progrock. Zij tourde onder meer met Michal Urbaniak, Lenny White en Kenny Garrett.

Phobia

Het vierde stuk ‘Phobia’ keert weer regelrecht terug bij de jazzrock, gelukkig, zoals in het eerste nummer,. Wederom een stuwende groove met typische ‘electric Miles’-elementen, aangedikt door de trompet van Franz Hackl. Ook voor deze track koos Holzman voor Abe Fogle op de drums, die bekend staat om zijn “deep groove”, een talent dat hij eerder al tentoonspreidde bij acts als D’Angelo, Kool & the Gang en Kenny Garrett, maar ook bij de oude jazzmasters George Coleman en Jon Hendricks. Wij zijn er eerlijk gezegd niet meteen ondersteboven van, ook al omdat zijn sound enigszins te wensen overlaat. Er is gelukkig genoeg te beleven. In het nummer preludeert Holzman op de Korg SV 1 met effecten, tot plotseling Steven Wilson zelf binnenkomt met een gierende gitaarsolo. Het is de enige fysieke bijdrage van de “high profile progressive rocker” (Kelman), die in 2011 op het schild gehesen werd als de dauphin van de prog en sindsdien de broodheer van Holzman is. Maar zijn geest waait door de contreien van het hele album, aangezien zo’n beetje alle artiesten aan Wilson gelieerd zijn, tot en met de artworker aan toe.

Good Luck with your music

Het vijfde nummer ‘Good Luck with your music’ is een nummertje in de geest van Jan Hammer, met een licht funky keyboardpatroontje, ondersteund door vette Moogbassen. Het tweemaal voorkomende interlude is harmonisch helaas een beetje obligaat: Bbm | C | Db | Eb | Bbm | C | Db | F |, misschien in een poging om bij het brede publiek een wit voetje te halen? Het kan ook zijn dat Holzman zo’n schema gewoon echt en integer mooi vindt. Het is tevens het akkoordenschema waarover hij een pianosolo speelt, drijvend in galm en op het randje van melodramatische pathétique. Ach, dat is progrock in feite altijd wel minstens een beetje; dat is in feite de charme van het genre. Less is more? Pfff… Met die geestdodende paradox heeft Yngwie Malmsteen al lang geleden korte metten mee gemaakt. (bron: https://youtu.be/QHZ48AE3TOI)

Are you high?

In de line up van ‘Are you high?’ ontdekken we de naam van Mark Egan, die we nog kennen als bassist van de eerste Pat Metheny Group (1977-1980). Het nummer is een jazzrockfeest boordevol blaaswerk, vette drumfills van Graig Blundell (Steven Wilson) en indrukwekkend synthesizerspel. Jammer dat saxofonist Theo Travis er doorheen speelt, die ondanks zijn ervaring (Gong, Porcupine Tree, Soft Machine, Caravan) qua sound, intonatie en tonale vermogens het niveau niet aankan. Zoals we wel vaker merken met Britse saxofonisten in het progressieve genre, is de wil om te studeren kennelijk opgehouden op de dag dat ze het instrument van de fanfare mee naar huis kregen. Het is misschien vloeken in de kerk, maar Mel Collins lijkt er ook niet op vooruit gegaan sinds hij voor het eerst mocht meetoeteren bij Fripp’s KC als invaller voor Ian McDonald. Hoe dan ook: een nummer dat je niet op de ‘mixed tape’ zet voor je nieuwe vriendinnetje.

Truth Decay

Dat kan daarentegen weer wel met de titelsong van de plaat, ‘Truth Decay’. Het nummer begint uiterst spaarzaam, met een dromerige 7/4 sequencer, als begeleiding voor de nasale vocals van Nick Beggs, ooit de bassist/zanger van Kajagoogoo. Een ietwat vervreemdend effect, deze mix van progressive rock en nichterige new wave, maar niet onmogelijk gezien het feit dat Beggs (samen met Holzman) actief is in de band van Steven Wilson. De geknepen zang kan ons echter maar matig bekoren, wellicht ook omdat de opname klinkt alsof de microfoon nog in de Bart Smit cadeauverpakking zat. Het nummer wordt halverwege opengebroken met lyrisch solowerk op de MiniMoog, afgewisseld met de scheurende elektrische gitaar van vrouwlief Jane Getter. Jammer dat ze niet de hele plaat meedoet en dat zoveel soloruimte verspild is aan de beperkte Travis. Bovendien is de solo van Getter om onduidelijke redenen veel te kort, waardoor ze feitelijk geen kans krijgt tot schitterende bloei te komen. Het is jammer dat Holzman deze tactiek (zo bekend uit de popmuziek, waar men bang is voor instrumentale passages), kennelijk bewust in praktijk brengt. Om welke reden is ons een raadsel en wij nemen ons voor, dit de volgende keer dat we hem interviewen aan hem voor te leggen. Zo ook de vraag waarom hij de tekstballon naast de robotmens op de voorzijde heeft leeg gelaten.

I told you so

‘I told you so’ is een geheimzinnig nummer, dat begint in mineur-majeur en moduleert naar mineur een half trapje hoger. Klankkleuren waar doorgaans de ouderwetse Engelse who done it? mee wordt opgeluisterd. De huilende melodie wordt op mondharmonica vertolkt door de Italiaanse Stefano Olivato, die ook de bas vakkundig voor zijn rekening neemt. Smaakvol drumwerk is van zijn landgenoot Davide Raggazzoni. In feite is dit nummer een vreemde eend in de bijt op de CD. Het drietal vormt de jazzrockband Big Bang Theory en het nummer werd in tegenstelling tot alle andere tracks opgenomen in Italië.

Morphine Lollipop

Het nummer ‘Morphine Lollipop’ begint met een druk sequencer patroontje in 10/4 met daaronder een gedragen ‘halftime’ Moogbass. De thematiek, unisono voor synthesizer en sopraansax, is nog enigszins gekunsteld, maar de verschillende volgende passages waaronder een pompende Zeuhl-groove in 4:5 maakt veel goed. Het is overigens de enige noemenswaardige polyritmiek op de plaat. De korte saxofoonsolo van Ofer Assaf komt niet veel verder dan een wat doorzichtige poging tot effectbejag. Hoewel de Israëlische Amerikaan er al wat meer van bakt dan zijn collega Travis, is het ook hier jammer dat geen plekje is ingericht voor Jane Getter. Of een echte saxofonist van formaat als Chris Potter, Tommy Smith of Bendik, solisten voor wie geen harmonische geheimen bestaan en voor wie de meest ongewone akkoordprogressies gewoon neembare horden zijn, geen onmogelijke hindernissen en drempels.

You Knew

Het voorlaatste nummer ‘You Knew’ is een enigszins melancholische akkoorden staffel, een langgerekt crescendo dat dient als ondergrond voor een vliegende MiniMoog solo. Voor de liefhebber is het heerlijk dat Holzman alle belangrijke solo’s voor eigen rekening neemt en die zoveel mogelijk op zijn synthesizer vertolkt, hoewel hij ook piano, e-piano en orgel beroert. De plaat wordt besloten door ‘Picking Through the Wreckage’, een duo gebaseerd op een langzame baslijn, gespeeld door Mark Egan op de contrabas, waaroverheen Holzman een galmspectrum uitspant waarin hij al zijn instrumenten nog een keer heeft aangesloten en smaakvol laat samensmelten.


Resumé

We hebben de plaat inmiddels vier keer achtereen van begin tot eind gedraaid. Resumerend en concluderend zeggen we, dat ‘Truth Decay’ zeker een duim verdient, al was het alleen al om de dappere poging de synthesizer te presenteren als een volwaardig muziekinstrument, zo niet het rijkste en meest verheven instrument onder de maan, in plaats van de nabootsende klankentapper on the side waarvoor het edele kleinood vaak wordt afgedaan, kennelijk omdat er een stekker aan zit. Aan de andere kant is het album nu ook weer niet een noodzakelijke reden om dermate over in extase te geraken, dat we Holzman heilig en de rest van onze verzameling inferieur verklaren - en al de overige toetsenisten verketteren en tot de brandstapel veroordelen. Met andere woorden: er zijn heus enkele minpunten aan het geheel.

De plaat klinkt in zijn totaliteit nogal afwisselend, alsof er qua productie geen eenduidige koers werd gevaren. Dat zal waarschijnlijk te maken hebben met het feit dat Holzman de plaat zelf produceerde, terwijl hij als artiest al niet overloopt van stijlvaste eenkennigheid en compositorische doelgerichtheid. Zijn eclectische aanpak is wijd en zijd bekend en de verschillende invloeden (Miles Davis, Jan Hammer, Steven Wilson) zijn soms conflictueus. Aan John Kelman van All About Jazz liet Holzman in 2015 al weten: "I listen to electronic music; I listen to pop; I listen to classical; I listen to jazz; I listen to Japanese noise music. All these of things get mixed up in my head, mixed up in my musical psyche, and they come out in a way that's not necessarily self-conscious." Deze mengelmoes blijkt inderdaad uit zijn piano-improvisaties, die soms ronduit hak op de tak zijn, maar feitelijk ook uit zijn syncretistische manier van componeren en produceren. Hij sluit niets uit, verbindt onverbindbare stijlfiguren, wisselt drieklanken af met rijk geornamenteerde jazz-akkoorden… Hij lijkt als componist, maar ook als producer, soms ook gebukt te gaan onder het Pilatus-syndroom, dat is: de onwil (of is het onkunde?) om bepaalde frasen mettertijd te vervangen door betere alternatieven. Unable to kill your own darlings.

Het is ook de taak van de producer over dat proces van mixen en masteren te waken als een hond over het erf. De muziek werd uitgevoerd in wisselende bezettingen op verschillende tijdstippen en nadien door Holzman afgewerkt in zijn eigen ‘Adams Secret Laboratory’ in New York. In zo’n geval is er van alles mogelijk, en van alles vaak te veel, zonder omhaal, zonder weerstand. Dat heet in de muzikale volksmond “overproductie” en Adam Holzman maakt zich er op ‘Truth Decay’ met de beste bedoelingen, meer dan eens schuldig aan. De moderniteit voorziet in allerlei professionele ‘enhanced’ technieken, om in eigen al dan niet geheime ateliers aan het magnum opus te knutselen, zoals Holzman heeft gedaan. Het gevaar is dat de bijdragen van de gastsolisten min of meer ‘ingeprikt’ klinken, als extra componenten aan de tracks toegevoegd, zonder dat ze wezenlijk deel uitmaakten van de muziek toen deze daadwerkelijk geboren werd. De luisteraar krijgt zodoende een proces voorgeschoteld en geen momentopname. Ofschoon er op die wijze eindeloos veel tijd en energie in het album is gestoken, en het kunstwerk mettertijd steeds verfijnder is geworden, geslepen als een diamant, mist het eindproduct tenslotte toch de zielsvonk van de oorspronkelijke, ruwe live studio-performance. Wij spreken wat dat betreft uit ervaring, helaas. En navraag heeft uitgewezen: de meeste groten der aarde opteren (meer en meer) voor de laatste optie, zeg maar zoals John Coltrane’s Classic Quartet dag in dag uit tekeer ging, bij Rudy van Gelder, met de ogen dicht, zo live mogelijk, dat wil zeggen: alsof het leven ervan afhing.


[PJ_©STAB]