KING CRIMSON
Zaterdag 22 juni, De Vereeniging, Nijmegen
Tekst: Meint en Dietmar Terpstra (*)
Foto: verboden
Bijna mathematische muziek leidt af en toe tot grote ontroering
Zaterdag 22 juni, De Vereeniging, Nijmegen
Tekst: Meint en Dietmar Terpstra (*)
Foto: verboden
Bijna mathematische muziek leidt af en toe tot grote ontroering
Vijftig jaar geleden is het dat King Crimson speelde in het voorprogramma van The Rolling Stones in Hyde Park in Londen. 650.000 toeschouwers waren daar, om te aanschouwen hoe de moeder aller progrockbands klassiekers 21st Century Schizoid Man en The Court Of The Crimson King wereldkundig maakte. Afgelopen weekend was de publieke opkomst iets bescheidener, toen de band rond Robert Fripp met twee concerten zijn jubileum vierde in de prachtige schouwburg De Vereeniging in Nijmegen, een passende omgeving voor deze deftige meneer onder de rockbands.
Een show van King Crimson is eigenlijk een toneelstuk, zo moesten mijn zestienjarige zoon en ik, beide voor het eerst toeschouwer bij de band, constateren. King Crimson doet zijn best zo min mogelijk op een rockband te lijken. Vooraan het podium zitten drie drummers, waarvan er eentje, de middelste, een bolhoed op heeft. Hij mag ook bijbeunen op een keyboard. Rechts achteraan, voor de kijkers links, staat een man op een verhoging, die allerhande blaasinstrumenten speelt, en druk in de weer is met wat uit de verte lijkt op een leesbril. Op en af, op en af. In het midden van het podium, vol in het zicht, staat Tony Levin, besnord en kaal, een van de meest gevraagde bassisten ter wereld. Af en toe speelt hij op de Chapman Stick, en soms ook op de electrische contrabas, waardoor de muziek een beetje op jazz gaat lijken. Maar niet teveel. Links achteraan zit Robert Fripp streng op een verhoging, te kijken of het wel goed gaat. Onnavolgbare gitaarpartijen komen uit zijn vingers, een eenvoudige vierkwartsmaat is ver te zoeken.
Het publiek doet net alsof het een kritisch publiek is, maar is onderdeel van het complot. Alle liedjes, als je die zo mag noemen, worden met instemmend gegrom (het merendeel van de toeschouwers is oud, man en dikbuikig) begroet. Wat er wordt gespeeld is al min of meer bekend, alleen de volgorde van de songs verschilt per avond een beetje. De band speelde twee sets. Na de pauze (‘’vlak na de eerste set, en kort voor de tweede’’, zo luidde de aankondiging) was de zaal nog half leeg toen de band alweer aan het spelen was. Veel mensen vonden hun eigen geouwehoer veel belangrijker dan de show, waarvoor we per slot zo’n honderd euro hadden moeten betalen. Have you no shame?
Twee toegifts waren er, waarvan bij de laatste, 21st Century Schizoid Man, de show zowaar bijna op een rockshow begon te lijken, en saxofonist Mel Collins er een jazzthema doorheen blies. Dat werd snel afgestraft door Fripp met wat atonale gitaarakkoorden. Dat kunnen we er niet bij hebben, natuurlijk. Toch is het wonderlijk om te zien hoe zulke bijna mathematische muziek af en toe tot grote ontroering kan leiden. King Crimson is het excentrieke broertje van de rockmuziek, en juist daarom een band om te koesteren.
PJ_©DT)
(*) Dietmar Terpstra (Jazzism, AD/AC) is gastschrijver voor ProgJazz