DEEL 1
DE TWEESPRONG
We schrijven de roerige jaren 60 en kijkend naar Europa, dan zien we dat net als in de VS, de geïmproviseerde muziek op dezelfde tweesprong was beland. De stromingen bebop, hard bop waren tot op de bodem uitgewoond, waarna de stijlen cool jazz, modale jazz en free jazz op de spits waren gedreven. In de woorden van Jan Hammer: "Old-School jazz reached a point where it sort of circled back upon itself." [Synthopia.com] Talloze jonge spelers -geïnspireerd door de rhythm & blues van Ray Charles, de soul van Otis Redding en de rock van Jimi Hendrix en The Doors- besloten hun instrumentarium elektronisch te versterken. Vooral voor de bas en de drums betekende dit een grote verandering. In plaats van de akoestische (walking) bass kwam de pompende elektrische basgitaar en dwars door de triolenfeel van drummers als Kenny Clarke en Elvin Jones, die nog bij Mitch Mitchell, Ginger Baker en Robert Wyatt voelbaar is, werden de rechte ritmes geïntroduceerd, geïnspireerd door rock en world. Belangrijk voor de pianisten was de ontwikkeling van de Hammond Organ, de Wurlitzer en de Fender Rhodes piano’s, waarmee ze qua volume niet langer onder hoefden te doen. En spoedig werden zij dankzij de handzame synthesizers van Moog en Oberheim de meest psychedelische solisten van de band, verwant als zij waren aan contemporaine muziek, musique concrète & seriële en minimale music en natuurlijk de na-oorlogse electronic vintage music (EVM).
ELECTROCUTIE
Europa liep qua electrocutie van de jazz zeker niet achter op de Amerikaanse broeders. Jules Deelder vertelde ons ooit, dat reeds de Belgische gipsy-gitarist Django Reinhardt de elektrische gitaar ter hand had genomen. En zelfs zijn kompaan violist Stéphane Grappelli zou zich op dat pad hebben gewaagd. De kiem van de jazzrock werd gelegd op het Europese continent in de vrijere scenes van het Britse eiland, Londen en Canterbury. Vandaar verspreidde het virus zich over Europese steden, de clubs van Parijs, Milaan, Kopenhagen en de jazzkelders in de Duitse steden, Frankfurt en München. In Amsterdam bleef men lang trouw aan de provojazz. Hans Dulfer vertelde ons dat zijn publiek eind jaren 60 de stuipen of het lijf werd gejaagd door een zekere John McLaughlin, die (in ruil voor een slaapplaats) een nummertje mee deed in Paradiso, Amsterdam.
Het wás ook een heftige tijd. De jonge pianist-organist Keith Emerson maakte furore met eigen combinatie van klassiek, jazz en rock; de jongens van Canterbury vervatten elementen van freejazz met rock, desnoods overgoten met een al dan niet subtiele saus van barokke kruiden en middeleeuwse aroma, bij Pink Floyd al dan niet gedrogeerde abstracties en effecten. In de VS deed Frank Zappa zijn intrede, allengs met zijn Mothers Of Invention, die zich maar moeilijk laat vatten, maar -om toch een poging te wagen- werkende op de toppen van zijn kunnen, voortdurend invloeden verwerkte van zo'n beetje alles wat hij tegenkwam. Jimi Hendrix leefde nog (†1970), maar Coltrane was net dood (†1967).
BEGEISTERUNG
Het was in deze tijd van 'begeisterung', dat de jonge Jan Hammer als innovatieve pianist/organist zijn eerste schreden zette in de Europese jazz scene, waar in de periode buitengewoon getalenteerde generatiegenoten aan de oppervlakte kwamen drijven. Zij waren de apostelen van de ProgJazz, die eind jaren zestig uitvlogen. Behalve de Tsjechische vrienden Miroslav Vitous, George Mraz en Jan Hammer, de Fransen Jean-Luc Ponty en Christian Vander, de reeds genoemde John McLaughlin (GBR), Jan Garbarek (NOR), Joachim Kühn (Duitsland), Jasper van ’t Hof en Philip Catherine (België). Spelers als Charlie Mariano (eigenlijk uit de VS, 1923), Kenny Wheeler (1930, eigenlijk uit Toronto) en Gordon Beck (1935) gingen hen voor, door de poort naar de electro-acoustic jazzrock, een eclectische mix freejazz, rock en avantgarde of electronic vintage. Vele Europese talenten gingen hen na, de-facto nog voor Miles Davis überhaupt op de hoogte was van het feit dat hij zijn trompet onder stroom kon zetten.