SPECIAL


JAN HAMMER

Legendarische Jazzrock Pionier

Tekst: Storm Bakker

met dank aan Robin Boer, Laurent Sprooten en Kelvin Hogarth


Veel mensen weten bij het horen van de naam Jan Hammer -mits uitgesproken als Djen Hemmer-, in het beste geval, te vertellen dat hij diegene is die medio jaren 80 is binnengelopen op de leader van de populaire televisieserie Miami Vice. De kenners zullen echter ook weten dat hij met John McLaughlin’s Mahavishnu Orchestra geschiedenis schreef, daarna jarenlang furore maakte als ‘sideman’ bij gitaristen Al di Meola, Jeff Beck en John Abercrombie. Altijd en overal, volstrekt eigen en zeer herkenbaar, middels een vet fuzzy Moog-geluid (uit zijn keytar, met een typische attack en slangachtige bendertechniek), stoer en jongensachtig scheurend als Jimi, in extase, dan weer melodieus nasaal fluitend, oppermachtig zwevend boven de materie. Sommigen zullen zijn werk kennen met Tony Williams, Steve Grossman, Jeremy Steig en Stanley Clarke. Weinigen zullen weten dat hij vier albums heeft gemaakt met Elvin Jones, het podium heeft beklommen met Sarah Vaughan en een paar prachtige albums heeft afgeleverd met percussionist David Earle Johnson.

De hoogste tijd dus, in de ogen van ProgJazz, om eens wat meer aandacht voor het genie te genereren, dat sinds het eclatante succes van Miami Vice veranderde van de 'slechtst verkopende jazzartiest' in 'de best verkopende jazzartiest aller tijden'. In zekere zin tot het grote verdriet van de échte liefhebbers, want na 85 zou hij nooit meer de onvergelijkbare hoogte en authentieke diepgang behalen als in de jaren 70. Alhoewel, de sympathieke 'Emmy, Grammy en Platina Award Winning Artist', is altijd de moeite waard, ook als het met Steve Lukather, Mick Jagger en Neal Schon of met voor ons onbekende artiesten is, of met zijn muziek voor de film Knight Rider 2000.

In 2020 keerde hij terug met een nieuwe soloplaat Sketches in Jazz, dewelke wij spoedig op ProgJazz willen bespreken.

DEEL 1


DE TWEESPRONG

We schrijven de roerige jaren 60 en kijkend naar Europa, dan zien we dat net als in de VS, de geïmproviseerde muziek op dezelfde tweesprong was beland. De stromingen bebop, hard bop waren tot op de bodem uitgewoond, waarna de stijlen cool jazz, modale jazz en free jazz op de spits waren gedreven. In de woorden van Jan Hammer: "Old-School jazz reached a point where it sort of circled back upon itself." [Synthopia.com] Talloze jonge spelers -geïnspireerd door de rhythm & blues van Ray Charles, de soul van Otis Redding en de rock van Jimi Hendrix en The Doors- besloten hun instrumentarium elektronisch te versterken. Vooral voor de bas en de drums betekende dit een grote verandering. In plaats van de akoestische (walking) bass kwam de pompende elektrische basgitaar en dwars door de triolenfeel van drummers als Kenny Clarke en Elvin Jones, die nog bij Mitch Mitchell, Ginger Baker en Robert Wyatt voelbaar is, werden de rechte ritmes geïntroduceerd, geïnspireerd door rock en world. Belangrijk voor de pianisten was de ontwikkeling van de Hammond Organ, de Wurlitzer en de Fender Rhodes piano’s, waarmee ze qua volume niet langer onder hoefden te doen. En spoedig werden zij dankzij de handzame synthesizers van Moog en Oberheim de meest psychedelische solisten van de band, verwant als zij waren aan contemporaine muziek, musique concrète & seriële en minimale music en natuurlijk de na-oorlogse electronic vintage music (EVM).

ELECTROCUTIE

Europa liep qua electrocutie van de jazz zeker niet achter op de Amerikaanse broeders. Jules Deelder vertelde ons ooit, dat reeds de Belgische gipsy-gitarist Django Reinhardt de elektrische gitaar ter hand had genomen. En zelfs zijn kompaan violist Stéphane Grappelli zou zich op dat pad hebben gewaagd. De kiem van de jazzrock werd gelegd op het Europese continent in de vrijere scenes van het Britse eiland, Londen en Canterbury. Vandaar verspreidde het virus zich over Europese steden, de clubs van Parijs, Milaan, Kopenhagen en de jazzkelders in de Duitse steden, Frankfurt en München. In Amsterdam bleef men lang trouw aan de provojazz. Hans Dulfer vertelde ons dat zijn publiek eind jaren 60 de stuipen of het lijf werd gejaagd door een zekere John McLaughlin, die (in ruil voor een slaapplaats) een nummertje mee deed in Paradiso, Amsterdam.

Het wás ook een heftige tijd. De jonge pianist-organist Keith Emerson maakte furore met eigen combinatie van klassiek, jazz en rock; de jongens van Canterbury vervatten elementen van freejazz met rock, desnoods overgoten met een al dan niet subtiele saus van barokke kruiden en middeleeuwse aroma, bij Pink Floyd al dan niet gedrogeerde abstracties en effecten. In de VS deed Frank Zappa zijn intrede, allengs met zijn Mothers Of Invention, die zich maar moeilijk laat vatten, maar -om toch een poging te wagen- werkende op de toppen van zijn kunnen, voortdurend invloeden verwerkte van zo'n beetje alles wat hij tegenkwam. Jimi Hendrix leefde nog (†1970), maar Coltrane was net dood (†1967).

BEGEISTERUNG

Het was in deze tijd van 'begeisterung', dat de jonge Jan Hammer als innovatieve pianist/organist zijn eerste schreden zette in de Europese jazz scene, waar in de periode buitengewoon getalenteerde generatiegenoten aan de oppervlakte kwamen drijven. Zij waren de apostelen van de ProgJazz, die eind jaren zestig uitvlogen. Behalve de Tsjechische vrienden Miroslav Vitous, George Mraz en Jan Hammer, de Fransen Jean-Luc Ponty en Christian Vander, de reeds genoemde John McLaughlin (GBR), Jan Garbarek (NOR), Joachim Kühn (Duitsland), Jasper van ’t Hof en Philip Catherine (België). Spelers als Charlie Mariano (eigenlijk uit de VS, 1923), Kenny Wheeler (1930, eigenlijk uit Toronto) en Gordon Beck (1935) gingen hen voor, door de poort naar de electro-acoustic jazzrock, een eclectische mix freejazz, rock en avantgarde of electronic vintage. Vele Europese talenten gingen hen na, de-facto nog voor Miles Davis überhaupt op de hoogte was van het feit dat hij zijn trompet onder stroom kon zetten.

JAN HAMMER

Jan Hammer werd geboren in 1948 te Praag, wat toen nog de hoofdstad van Tsjechoslowakije was. Als zoon van muzikale ouders, zijn vader Jan Hammer (een medicus) bespeelde diverse instrumenten en zijn moeder Vlasta Průchová was jazzzangeres, was hij zelf ook al op jonge leeftijd actief. Vanaf zijn 14e trad hij op met zijn trio, terwijl hij aan de Academie voor Muzikale Kunsten te Praag klassiek piano en orgel studeerde. Jazz en andere moderne muziek drong druppelgewijs door in de oostbloklanden, uitsluitend via de radiozender 'Voice of America'.

MIROSLAV

Op bas speelde zijn vriend en landgenoot Miroslav Vitous, die een jaartje ouder was en studeerde aan het Praagse conservatorium. De bassist bood Jan in 1966 een inspirerend voorbeeld door te schitteren tijdens het internationale Friedrich Gulda-concours in Wenen, hetgeen hem een studiebeurs opleverde voor het prestigieuze Berklee College of Music in Boston. Vitous viel met zijn neus in de transatlantische boter en kwam te spelen met Miles Davis, Freddie Hubbard, Chick Corea, Herbie Hancock, Jack DeJohnette en Joe Henderson. Maar vooral werd hij bekend als bassist en mede-oprichter van Weather Report, de nieuwe band van Joe Zawinul en Wayne Shorter. Een droom die ook Hammer zou najagen, al was het alleen al om dichtbij zijn Amerikaanse gitaarheld Jimi Hendrix te vertoeven (die toen nog leefde). En die kans zou niet lang op zich laten wachten.

HELENA

De 19-jarige pianist maakte indruk met de 'pop-art fairytale' Šíleně smutná princezna (The Incredibly Sad Princess, 1968), met in de hoofdrol de populaire zangeres Helena Vondrácková als prinses Helena. De song uit de soundtrack, Znám jednu starou zahradu, is te zien op YouTube. Uit die tijd stamt ook Lásko, mej se hezky, wat we helaas nog niet hebben kunnen terugvinden. Het zijn vruchten van dezelfde geest, die later Earth in Search of A Sun en Plants & Seeds zou verwezenlijken, van het album First Seven Days. Later zou Hammer de gehele muzikale omlijsting van het Tsjechische mediakanaal naar zijn hand zetten.

DOMICILE, MÜNCHEN

Het was in dat jaar van de Praagse Lente (de Pražské jaro van 1968, een fiere poging van Alexander Dubçek om de boel te democratiseren), dat de Russen ingrepen en het bewind over Tsjechoslowakije overnamen. Jan Hammer zou er (voorlopig) niet meer terugkeren. Hij was kort tevoor in het kielzog van zijn nieuwe bassist, vriend en landgenoot Jiri Mraz naar de illustere, internationaal beroemde jazzclub The Domicile in München gereisd. De club, opgericht door de bevlogen bassist Ernst Knauff, was in die tijd het mekka van de internationale jazz, waar Duise spelers als Max Greger en Albert Mangelsdorff, maar ook de Nederlander Ack van Rooyen, de Oostenrijker Friedrich Gulda, en tal van Amerikaanse grootheden optraden, zoals Mal Waldron en Benny Bailey. Er werden bovendien opnames gemaakt en uitgegeven.

JAN HAMMER TRIO

Hammer en Mraz vormden er een trio met de Nederlandse drummer Cees See, die al sinds de jaren 50 een gevierde slagwerker was in de moderne 'Jazz behind the Dikes'-scene (Herman Schoonderwalt, Tony Vos, Rob Madna, Wim Overgauw, maar ook Hank Mobley en Teddy Wilson), en die de overstap naar de oosterburen had gemaakt, ondermeer om te spelen met de band van de Joegoslavische trompettist Dusan Groykovich. Het trio Hammer, Mraz & See maakte aldaar het album Malma Maliny, een abusievelijke lezing van Maliny Maliny (Tsjechisch voor framboos). Het nummer Domicile’s last Night herinnert aan de tijd in München, de club waar de Tsjechische vrienden speelden. De rechten verkocht Knauff aan muziekproducent Schwarzwald MPS.

OLAF KÜBLER

In dezelfde tijd speelden Hammer en Mraz ook met Pony Poindexter (alt sax, voc) en met Olaf Kübler op Turtles : Live at the Domicile, 1968. De plaat is ook verschenen onder de naam Olaf Kübler & Jan Hammer Trio, waarin Cees See inmiddels vervangen was. Kübler, bijgenaamd 'Stiletti’, was een Duitse jazzsaxofonist met liefde voor rock, die later aan de wieg zou staan van de bekende fusionband Passport. Althans, dat vermeldt zijn bio. De band, die wel de Duitse Weather Report heette te zijn, was van saxofonist Klaus Doldinger, en had verschillende bezettingen met talloze gastspelers waaronder Brian Auger in 1973. Kübner maakte deel uit van de band in het eerste jaar, 1971, met op drums de toen nog onbekende Udo Lindenberg. Volgens zijn bio op wiki behoorde hij bovendien tot de oprichters van het Duitse Krautrock-fenomeen Amon Düül II, de meer getalenteerde afsplitsing van de legendarische, psychedelische en geëngageerde commune Amon Düül I uit de jaren zestig. In de bio van die band, geleid door Renate Knaup, komt zijn naam echter niet voor.

NAAR AMERIKA

Na Miroslav Vitous was het nu de beurt aan Hammer en Mraz, om in September 1968 met een beurs te verkassen naar het prestigieuze Berklee College of Music in Boston. Volgens de linernotes van de laatste heruitgave van Maliny Maliny, reisde de hele familie Hammer (vader, moeder en zuster Andrea) eveneens naar de VS, maar keerde even later zonder Jan jr. terug naar Tsjechoslowakije, waar zij door de boze Russen warm onthaald werden. Vader Hammer verloor zijn positie, moeder Vlasta (alias 'de Koningin van de Tsjechische Jazz') werd van televisie verbannen, terwijl de naam van zoonlief Jan, 'de emigrant', uit de credits van Šíleně smutná princezna werd verwijderd.

Jiri 'George' Mraz vond aansluiting bij de crème la de crème van de Amerikaanse Jazz, zoals New York Jazz Quartet, Thad Jones/Mel Lewis Orchestra, Richie Beirach, Bill Evans, Stan Getz en Oscar Peterson. In totaal speelde hij als sideman op meer dan 900 albums, pure jazz, later ook jazzrock, zoals met Tony Williams, Quest van Dave Liebman, John Abercrombie, John Scofield en Michael Brecker. (*)

SARAH VAUGHAN

Jan Hammer vond ten eerste aansluiting bij de oude jazzdiva Sarah Vaughan (geboren 1924), bij wie hij als pianist in de voetsporen moest treden van niemand minder dan Oscar Peterson. Dat was in de jaren dat Sarah’s carrière in het slop zat.

"Although she retained a following large and loyal enough to maintain her career, the quality and quantity of her recorded output dwindled as her voice darkened and her skill remained undiminished (...) At the conclusion of her Mercury deal in 1967, she lacked a recording contract for the remainder of the decade". (Wikipedia)

Er zijn derhalve en helaas geen opnames bekend uit die tijd, zelfs geen foto's, van Hammer als pianist van Sarah Vaughan. Na een 4-jarig hiatus ging de diva met Bob Shad’s nieuwe label in zee ging en veranderde van artistieke richting. Zij koos voor jazzy versies van popsongs en orkestwerk van Michel Legrand (**).

JAZZROCK

Jan Hammer maakte dat al niet meer mee. Hij was inmiddels een veelgevraagd pianist en keyboardist op de drempel van jazzrock, met een volstrekt eigen 'voice', zowel op de piano als op de Rhodes, onder meer spelend met de toonaangevende drummer Elvin Jones (Merry-Go-Round, 1971), fluitist Jeremy Steig, Energy (1971), en 'gigging' New York met mensen als drummer Billy Cobham (die zojuist was doorgebroken aan de zijde van Horace Silver, Miles Davis, Ron Carter, Kenny Burrell en de band Dreams met de Brecker Brothers) en de talentvolle, piepjonge gitarist Tommy Bolin (die later in Deep Purple Ritchie Blackmore zou opvolgen).

Medio 1971 werd hij bovendien gevraagd door gitarist John McLaughlin om met hem deel te nemen aan een even grensoverschrijdend als avontuurlijk, nieuw project, een meeting of the spirits. De Brit, die in de leer was bij de Indiase guru Sri Chinmoy en sindsdien door het leven ging als Mahavishnu, was ongeveer tegelijk met de Tsjechen naar de VS getogen, en had meteen een even imponerende als omstreden rol gespeeld in de electrische periode van Miles Davis. Het was Miroslav Vitous die bij McLaughlin zijn landgenoot van Berklee had aangeprezen, volgens anderen zat Billy Cobham erachter.

Hoe dan ook: het grote avontuur zou nu pas goed beginnen!


Lees verder in DEEL II Jan Hammer, Legendarische Jazzrock Pionier


(*) GEORGE MRAZ

Een van onze persoonlijke favorieten is In Out and Around van de onvolprezen pianist Mike Nock, featuring Mike Brecker, George Mraz & Al Foster voor Timeless Records (1978/1979). “Brecker’s soulful tenor sax solos, some of his finest playing ever.” Aldus Paul Kohler op AllMusic.

Een ander kleinood is uit 1981, toen George Mraz (wederom met Al Foster) een warm weerzien had met de oude meester Mal Waldron. De plaat Mal 81 bevat unieke uitvoeringen van bekende jazzstandards.

Een volgend kroonjuweel in zijn bodemloze schatkist is McCoy Tyner Plays John Coltrane: Live at the Village Vanguard (Impulse!, 1997).


(**) MICHEL LEGRAND

Zoon van Robert Legrand, de voormalige echtgenoot van de Franse jazzdiva Irene de Trebert, de moeder van Magma's Christian Vander en echtgenote van jazzpianist Maurice Vander- maar dat terzijde. Ook leuk om te weten: het nichtje Victoria Legrand doet het momenteel goed in het genre 'dreampop'.